Dat is een vraag die partners, ouders, familieleden en vrienden zichzelf stellen als duidelijk wordt dat hun geliefde naaste serieuze plannen maakt het eigen leven te beëindigen: ‘Ben ik dan geen goede of voldoende reden om verder te leven?’ Het antwoord luidt soms: ‘Nee.’
Of er wordt gevraagd: ‘Houd je dan niet van mij/ons?’, ‘Je kunt mij/ons toch niet zomaar in de steek laten?’, ‘En je kinderen dan, die groeien op zonder vader/moeder?’, ‘Dit kun je je ouders toch niet aan doen?’, ‘We zouden toch samen oud worden, dat heb je me beloofd!?’ De diepe wens om de verbinding in stand te houden komt voort uit onder meer liefde, afhankelijkheid, vanuit immense kramp omdat loslaten niet te verdragen is. Terwijl het verlangen bij de ander er juist op gericht is het leven te laten – te laten voor wat het is: een leven dat iemand al achter zich gelaten heeft omdat het geen (voldoende) waarde meer heeft, geen perspectief meer kent, omdat het als hel ervaren wordt, als leeg en absurd. En het bewust worden, als naaste, dat zelfs jij niet van waarde of van voldoende importantie bent gebleken, dat jij geen perspectief hebt kunnen bieden, schuurt enorm en snijdt emotioneel diep in geest en lijf. Toen ik de afgelopen week het interview zag met de ex-vrouw van Joost Zwagerman in het NPO program Op1, moest ik denken aan de vele cliënten die regelmatig ook met hun naasten mijn praktijk bezocht hebben voor begeleiding bij het proces naar een humane zelfdoding. Ik dacht aan de weerstand en de tegenwerking door naasten - óók al was er ergens begrip voor de matige levenskwaliteit van hun dierbare. Maar óók aan menige respectvolle en liefdevolle begeleiding door naasten tot aan het eind. Maar na dat eind, hoe mee-levend en accepterend ook, gaan andere processen spelen. Er wordt teruggekeken, teruggeblikt. Op de eigen rol en positie wordt gereflecteerd en als er onvrede ontstaat worden vragen gesteld als: ‘Was het nu echt nodig?’ ‘Had ik iets kunnen doen zodat hij/zij er nog was, nog even langer misschien?’ ‘Heb ik wel mijn best gedaan, ben ik ergens tekort geschoten?’ ‘Waarom ben ik er tot het eind bijgebleven en het laten gebeuren?’ Hoewel zowel keuze als verantwoordelijkheid liggen bij degene die besluit het leven te beëindigen, is het voor de dan nábestaanden nogal eens een hard gelag. Zij hebben feitelijk geen schuld maar ervaren wel schuldgevoelens. Joost Zwagerman stierf in 2015 door zelfdoding. Voor menigeen ‘out of the blue’. Arielle Veerman schreef het boek De langste adem en kwam op televisie (vanaf 19:25 minuten) vertellen over haar perspectief op leven met, scheiding van en zelfdoding door Zwagerman: ‘Ik denk dat niemand schuld heeft, niemand is de oorzaak van zijn dood. (…) Het heeft wel een soort van bom gelegd onder ieders leven. Iedereen denkt nu toch wel had ik het niet kunt voorkomen?’ ‘Knaagt dat?’ ‘Heel erg. (…) Het schuldgevoel is heel erg groot en ik denk dat ik niet de enige ben. Ik denk dat de hele omgeving daar veel last van heeft.” “Niemand heeft schuld en toch kamt u met een schuldgevoel?” “Ja. Dat is de tweespalt. (…) Door omstandigheden is het misgegaan en de machteloosheid speelt hier ook een rol in.” Het zijn omstandigheden die het bestaan tot leven maken - niemand (over)leeft in een vacuüm. Het zijn omstandigheden die iemand ertoe brengen kan het leven te beëindigen - maar die omstandigheden maken ook dat dat eigen besluit door anderen juist met onbegrip bezien wordt. Want morgen kan de zon weer schijnen en zijn er nieuwe (behandel)perspectieven. Het oordeel dat naasten uitspreken is dan eigenlijk een veroordeling van het oordeel dat iemand over het eigen leven velt. Wat op zich positief geduid kan worden: degene die de eigen dood overweegt wordt zo tot heroverweging aangezet, zo niet tot sterke twijfels, wat weer kan leiden tot aanscherping en betere motivering van een besluit voor of tegen het eigen leven. Ook het verwijt van egoïsme komt met regelmaat op tafel, een verwijt dat negatieve consequenties kent: het kan aanleiding zijn tot zelfveroordeling en tot het kiezen voor een isolement. Want wie wil nu voor egoïst uitgemaakt worden? Daar ligt in onze samenleving, net als op zelfdoding, immers een enorme smet op. ‘Jij denkt alleen maar aan jezelf!’ met als gevolgtrekking: ‘Wat ben ik slecht.’ Eigenlijk is egoïsme: welbegrepen eigenbelang, naar eigen inzicht en vermogen het juiste doen voor jezelf – nu en naar de toekomst. Kiezen voor jezelf, voor wat goed is voor jou en voor wat jou juist lijkt te doen, is iets wat we ons hele leven doen als we geluk, als we een vreugdevol bestaan nastreven – iets dat geschiedt in contact en in verbinding met anderen. We leven in en kunnen niet zonder inspirerende en warme sociale maar ook economische netwerken. Anderen zijn van belang. Maar dat belang van anderen en de impact ervan op het persoonlijke welzijn is geen vanzelfsprekendheid. En dat maakt dat de ander niet altijd belangrijk genoeg is. Als iemand niet wil dat zijn/haar naaste zichzelf doodt, zegt die persoon dat ook vanuit een eigen belang. En wiens belang prevaleert dan? Is in leven blijven slechts omdat een ander dat vraagt, eerbaar? Zelfdoding kan een moreel te rechtvaardigen besluit zijn. Ook al is het voor anderen blijvend een tergend raadsel ‘waartoe’; een puzzel voor de rest van het leven omdat niet duidelijk is wat iemand de grens heeft doen laten passeren. In zijn lijvige, tweedelige De laatste deur (Atlas, 2017) staat Jeroen Brouwers ook stil bij zijn contacten met Joost Zwagerman: “Mijn ontzetting bij de zelfmoord van een dierbare geldt niet mijzelf, maar de zelfmoordenaar: mijn emotie bestaat uit deernis, tegelijkertijd laat ik waar mogelijk alle begrip voor zijn daad tot me toe en heb ik er geen oordeel over. Het was zijn leven en als zodanig zijn privébezit, waarover hij, net als iedereen, het recht heeft zelfstandig te beschikken. (…) De zelfmoordenaar, zei ik Joost, moet aan oneindig meer gemoedskwellingen onderhevig zijn geweest dan enige nabestaande.” (p. 704) Frank Vandendries, levenseindecounselor Comments are closed.
|
NIEUWS
|