BOEKBESPREKING
Vink, Ton, Een goede dood, Euthanasie gewikt en gewogen, Uitgeverij Klement Utrecht, 2017, ISBN eBook 978 90 8687 225 1 “De verwevenheid van mijn bestaan met anderen vermindert niet mijn zelfbeschikking, maar vergroot mijn verantwoordelijkheid.” (1.3.3) De nieuwe publicatie van mijn voormalige Einder-collega Ton Vink mag allereerst gezien worden als een update van zijn eerdere publicaties. Daarin bevindt zich zowel de kracht als de zwakte. Kracht omdat het boek zich laat lezen als een overzicht van zo’n beetje alles wat er zich maatschappelijk afspeelt in de huidige discussie over het levenseinde en de zelfgekozen dood; zwakte omdat herhaaldelijk teruggepakt wordt op eerder uitgegeven boeken en teksten (hoewel aangepast en geactualiseerd). Alle belangrijke elementen uit die discussie komen dan ook aan bod: zelfbeschikking, de status van het zelf, voltooid leven, psychiatrie, dementie, Schnabel, Schippers, Dijkstra, Van Wijngaarden, Heringa, hulp bij zelfdoding, verkrijgbaarheid medicijnen. Voor wie zich wil gaan inlezen in de materie en een kritische benadering niet afwijst, is dit boek een welkome starter. Eenieder die de discussie al sinds jaar en dag volgt, en vooral: bekend is met de positie die Vink verdedigt (zelfeuthanasie als ‘de’ goede dood bij uitstek) zal het niet veel nieuws te bieden hebben. Wetgeving en jurisprudentie zijn al sinds jaar en dag ongewijzigd en dat maakt dat standpunten en argumenten met meer of minder enthousiasme gerecycleerd worden – in de verwachting van verandering (of juist niet). Ton Vink schrijft belangrijke passages over het ´gedoe´ na een zelfeuthanasie. Arts, schouwarts, politie, recherche, (hulp)officier van justitie – sirenes, straatafzettingen, verhoor: iedere counselor is wel bekend met deze voor ‘verse’ nabestaanden emotioneel belastende gang van zaken. Dat zou zeker anders moeten, zeker ook anders kúnnen. Vink merkt terecht op: zelfdoding is niet strafbaar, dus laat arts en schouwarts in eerste instantie oordelen of er bij zelfeuthanasie wel sprake is van een plaats delict – dan kunnen geüniformeerde ambtenaren altijd nog het toneel opkomen. Het afgelopen jaar heb ik voor het eerst sinds ruim dertien jaar counselen mee mogen maken dat nabestaanden –bij de zelfeuthanasie aanwezig- mij enigszins verheugd mededeelden (immers, ik had hen voorbereid op het ergste) dat huisarts en forensisch arts het overlijden samen afwikkelden – geen politie in de straat en over de vloer, geen gedoe. Het kan dus wel. Een ander serieus punt van aandacht: het door Vink (wederom) benoemen van de ‘morele weerzin’ jegens zelfdoding en dus jegens zelfeuthanasie. M.i. zorgt het taboe ervoor dat rouw extra complicerend is/wordt vanwege de radicale verwerping van die menselijke mogelijkheid het eigen leven te benemen; of die stap uit het leven nu grondig gepland is, voorzien of niet. En personen, organisaties en instanties die het taboe mede in stand houden en versterken spelen daar een aanzienlijke rol bij. Dat zelfdoding niet als taboe hoeft te worden gezien, is niet hetzelfde als het goedkeuren of er begrip voor hebben – maar haal de lading eraf: een verlies van een dierbare naaste is zonder meer al zwaar genoeg. En zoals Vink ook terecht opmerkt: het is zo gewoon, zo breed maatschappelijk geaccepteerd dat een ander, een m/v in een witte jas, mag doden. Dat daar geen taboe op ligt… Overigens: hoeveel cliënten zijn er niet in onze counselingpraktijk die graag zouden willen dat een dokter het sterven begeleid, en niet zijzelf zelf het eigen sterven, al is het alleen maar om erkenning van het lijden te verkrijgen. Denk bijvoorbeeld aan de moeder die een verzoek indient bij de Levenseindekliniek voor stervenshulp omdat die weg haar een ‘betere’ verantwoording laat afleggen jegens haar puberkinderen? Maar, mag begrip hebben daarvoor gaan ten koste van de zwaarwegende vraag wíé de verantwoordelijkheid over het sterven dient te dragen? Vink opent zijn boek met gedachten over (die) verantwoordelijkheid en hij schrijft elders in de publicatie dat er, als het gaat om het nemen van verantwoordelijkheid, een voor de hand liggende weg is die begaan zou mogen (moeten?) worden: wie het kán moet het zelf doen (zelfeuthanasie), wie om welke reden ook dat níet kan zal allereerst de optie van hulp bij zelfdoding serieus moeten overwegen (drinken van een barbituraat in aanwezigheid arts) en pas in laatste instantie mogen sterven aan de naald. Het percentage hulp-bij-zelfdoding door artsen (ook door die van de Levenseindekliniek) loopt jaarlijks terug. De autonomie die in alle discussies zo sterk met de mond beleden wordt, verdwijnt meer en meer naar de achtergrond zodra de arts de leiding in handen neemt. Van verzoek naar gedwee ondergaan: de arts controleert én stuurt én handelt. Over verantwoordelijkheid gesproken. Het verbaast mij dat Ton Vink het optreden van een Officier van Justitie in de Valkenburgse zedenzaak ‘medeschuldig’ acht aan de zelfdoding van twee van de verdachten alsook politie en justitie ‘medeschuldig’ acht aan de zelfdoding van de verdachte arts in de zaak Tuitjenhorn. Dat die zelfdodingen onmiskenbaar een tragisch karakter hebben, neemt toch niet weg dat er telkens toch maar één iemand aangewezen kan worden als ‘schuldige’ (als die term al gebruikt moet worden), als verantwoordelijke? Immers, en belangrijk te beseffen, niet iedereen zal in vergelijkbare situaties een dergelijke stap zetten. En in het verlengde daarvan verbaast het mij ook dat hij in het hoofdstuk ‘De leugen regeert’, alwaar hij het onder meer heeft over het verval van De Einder, schrijft: “waar ik toch, met enige tegenzin, op inga (op in moet gaan).” Dat is bijzonder want hij lijkt mij geheel niets te ‘moeten’. Zelfbeschikking toch, gereflecteerd, dus weloverwogen en zelfgemotiveerd keuzes maken? Daar een handeling aan koppelen: dat is willen… Is er een ethische instantie die hem daartoe verplicht? Of geeft David Hume het antwoord? “Reason is, and ought only to be the slave of the passions, and can never pretend to any other office than to serve and obey them.” Na het schrijven over de ellende die hem ten deel is gevallen door de zowel erbarmelijke als beschadigende SBS6 uitzending Undercover van ‘journalist’ Alberto Stegeman en het seponeren van een strafzaak, had hij kunnen stoppen maar deed het niet. In het vervolg spreekt hij over een ‘juridisch medewerkster’ als het enfant terrible van Stichting de Einder, maar noemt het beestje niet bij de naam. Dat die medewerkster (bestuurslid) Miriam de Bontridder heet, had best wel vermeld kunnen worden; niet in de laatste plaats omdat zij op diverse plekken in krant en andere media over de breuk met de counselors heeft verhaald. De Bontridder hééft De Einder en het jarenlange discours-ten-positieve met al het bloed-zweet-en-tranen ten aanzien van het zelfbeschikt en zelfgeorganiseerd levenseinde willens-en-wetens in de afvoer gekieperd – en dat kon zij probleemloos doen vanwege ruggengraatloze medebestuursleden. Dat De Bontridder weinig op heeft met zelfbeschikking, daar heeft zij –intern en extern– nooit een geheim van gemaakt. Zo viel recentelijk te lezen op de website van De (huidige) Einder: “De tendens in Nederland is om de medicus steeds minder te betrekken bij de levenseindeproblematiek. Zelf vind ik dat geen goede ontwikkeling. Dat de opleiding van een medicus niet altijd de meest geëigende is om mensen met een doodswens op te vangen, daar ben ik het mee eens. Maar diegene die mensen een doodspil verstrekt, moet in mijn visie ook medisch/farmacologisch gevormd zijn.” (De Einder in gesprek met de vereniging Recht op Waardig Sterven, 16 oktober 2017) Aan het vertrek van hemzelf samen met de meeste counselors in najaar 2015 en de perikelen rondom het opstarten van Stichting LevenseindeCounseling, wijdt Vink geen woorden. Net als De Einder, voltooid verleden tijd? Het hoofdstuk over ‘interne psychologische beperkingen’, over de homo fraudens, waarin gesproken wordt over het ontwijkende ik en over de (on)mogelijkheid van het zelf het zelf te kennen, laat zich dan toch met enige ironie lezen. Het is overigens m.i. het belangrijkste hoofdstuk van het boek omdat de psychologische én morele puzzels die daarmee samenhangen bepalend zijn voor het allerbelangrijkste in de discussie over het zelfgekozen levenseinde – en die puzzels zijn er voor cliënten maar zeer zeker óók voor counselors. “Het benadrukken van het belang van het creëren van zo groot mogelijke helderheid en zorgvuldigheid waar het gaat om het overwegen, voorbereiden en eventueel uitvoeren van ingrijpende besluiten tot op het niveau van de beëindiging van het eigen leven. Die helderheid en zorgvuldigheid maken het een mens mogelijk, mét al zijn beperkingen, zo verantwoord mogelijk zelf te beschikken.” (1.3.2). Het óptimale nastreven in de wetenschap dat het nimmer perfect zal zijn. Het natuurlijk vermogen zélf te beschikken en daarnaar te handelen, is en blijft een spannende maar ook risicovolle aangelegenheid! You win some, you lose some. Ton Vink schrijft helder, zijn analyses zijn scherp en niet zelden zonder humor en spot – zoals we van hem gewend zijn. En ik kan zijn besproken posities en argumentaties grotendeels onderschrijven – dat zal geen verbazing wekken gezien de vele jaren die we bij De Einder samenwerkten: een gedeelde missie. En die missie dient aandacht te blijven krijgen in een debat waar ‘eigen regie’ maar wat makkelijk over de rand van de tafel geveegd wordt. Frank Vandendries, levenseindecounselor Comments are closed.
|
NIEUWS
|