Boekbespreking:
Van Wijngaarden, Els, Voltooid leven, 208 pagina’s, ISBN 9789045033044, € 19,99 Afgelopen november werd een symposium gehouden over voltooid leven, georganiseerd naar aanleiding van het promoveren van Els van Wijngaarden. Zij heeft een zogenoemd fenomenologisch onderzoek gedaan naar voltooid leven. Daarvoor zijn diepte-interviews afgenomen met 25 ouderen die zich na een oproep, onder andere bij Stichting de Einder (waar wij als counselors toen nog bij betrokken waren) en de NVVE, bij haar hebben gemeld. Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek is een boek verschenen onder dezelfde titel. Dat boek stond centraal bij het symposium waar ik bij aanwezig was. Dat boek kregen we natuurlijk mee naar huis. En al lezende ging ik bij mezelf te rade: wat is voor mij eigenlijk voltooid leven? Hoe ga ik daar als counselor mee om in de begeleiding met cliënten? Om daar antwoord op te kunnen geven splits ik het begrip hier in twee vragen: wat is leven; en wat is er nodig om dat als voltooid te ervaren? Volgens mij is die eerste vraag een heel lastige. We nemen het woord leven gemakkelijk in de mond, maar wat is leven eigenlijk? Voor jou, voor mij? Voor iemand hier in het rijke westen; of juist in die oorlogsgebieden waar ‘een leven’ niet lijkt te tellen. Het blijkt heel situationeel en persoonlijk. En van belang om soms bij stil te staan omdat het je zo definieert. Mogelijk kun je dan de voltooiing van dat eigen leven ook wat beter onder woorden brengen. Niet alleen voor jezelf, maar ook voor je omgeving. Zodat er begrip is voor jouw persoonlijke invulling en de consequenties die het kan hebben. Laat ik zelf eens een poging doen. Leven omschrijf ik als ‘in verbinding zijn’. Dat kan heel breed zijn, verticaal en horizontaal (met naasten, collega’s, leermeesters enz), en zich ontwikkelen gedurende het leven. Je wordt er een wijs mens van. Voltooiing ontstaat wanneer deze verbinding niet meer de betekenis heeft die van belang is voor de eigen ontwikkeling. Wanneer geen wijsheid meer aan je toe te voegen is. Wanneer dagelijkse ervaringen geen nieuwe input meer bieden. Nu kent elk leven ook lijden. De één meer; de ander minder. Dat meer en minder is heel subjectief; we kunnen lijden niet langs een meetlat leggen. Wat voor de één groot lijden is, kan de ander gemakkelijker accepteren als een aanwezigheid en er minder of geen grote betekenis aan geven. Lijden dat ervaren wordt kent daarnaast zo zijn eigen ontwikkeling. Het kan groter worden, gelijk blijven of verminderen. Het eerste liefdesverdriet is groot lijden; later kijken we er met mildheid naar. Het kunnen omgaan met lijden bepaalt of we ons er slachtoffer van voelen of dat we het kunnen transformeren tot iets dat hanteerbaar wordt. Dat je ook wijzer maakt. Lijden heeft invloed op het ervaren van verbinding. Alsof er door het ervaren van lijden minder ruimte is voor verbinding. En dan wordt lijden leidend voor overwegingen rondom het begrip voltooiing. Om terug te keren naar het boek. Het beschrijft de grote gemene deler die te vinden is in de (zeer verschillende) verhalen van de geïnterviewden over hun situatie en hun ervaring van voltooid leven. In die verhalen ligt het accent sterk op de verlieservaring met betrekking tot de maatschappelijke positie (geen werk of bezigheid van betekenis), contacten (eenzaamheid, onafhankelijkheid, autonomie), eigenbeeld (identiteit) en veerkracht (moe van het leven). Steeds weer lijden dus en het verdriet erover. En zo wordt voltooid leven dan ook gedefinieerd als een kluwen van onvermogen en onwil om nog langer verbinding te maken met het leven ten gevolge van het lijden dat wordt ervaren tot waar het ondraaglijk wordt. Voor de groep geïnterviewden lijkt voltooiing van hun leven alleen nog maar mogelijk door het beëindigen ervan omdat ze hun hoge(re) ouderdom met zijn tragische kanten niet meer willen of kunnen aangaan. Een aanbeveling wordt in de epiloog gegeven waar eigenlijk gezegd wordt dat de oudere, waar hij gedurende zijn leven al steeds met lijden heeft leren omgaan, nu ook mag leren omgaan met de verlieservaringen die bij deze laatste levensfase horen. Tegelijk wordt ook toegegeven dat dit een heel mooi streven is maar dat het wel een enorme uitdaging is waar de oudere voor geplaatst wordt met zijn mogelijk teruglopende gezondheid en verminderde vitaliteit. En soms zijn situaties echt niet meer ten goede te keren. Wat de omgeving, en daar voel ik mij als counselor bijzonder toe geroepen (of de cliënt nu ouder of jonger is), vooral kan doen is in gesprek gaan of blijven; de levensvragen die geuit worden serieus nemen en er geen gemakkelijke oplossingen voor bedenken (je hebt toch kleinkinderen, een vriendin, de tv, zorg, enz.). Dan ontstaat er verbinding en ruimte voor wederzijds uitwisselen over de vragen die er zijn met betrekking tot het leven zelf, de zin ervan, de worsteling ermee. “Hiermee krijgt lijden geen zin. Het wordt ook niet goedgepraat of weggemoffeld. Het wordt onder ogen gezien. En hopelijk gaat de mens die lijdt aan het leven daardoor een iets minder eenzaam pad”. Joke Hogenhout, levenseindecounselor Comments are closed.
|
NIEUWS
|