De counselors hanteren de volgende zorgvuldigheidscriteria:
1. Voorop staat het zelfbeschikkingsrecht van de cliënt, hetgeen met zich meebrengt dat de counselor zich van paternalistische bemoeienis onthoudt. 2. De counselor bespreekt met de cliënt de betekenis van de keuze voor levensbeëindiging, in de eerste plaats voor de cliënt zelf, daarnaast voor de naasten van de cliënt, naasten die immers nabestaanden worden. 3. In overleg met de cliënt kunnen naasten of een vertrouwenspersoon in de gesprekken betrokken worden. De counselor zal op het belang van die betrokkenheid wijzen. 4. Voor de cliënt geldt dat deze wilsbekwaam geacht wordt, tot er aanwijzingen voor het tegendeel bestaan. Afhankelijk van de mate waarin dat laatste het geval is, kan de counselor zijn begeleiding staken en/of naar andere hulpverleners doorverwijzen. |
5. De counselor bespreekt met de cliënt het belang van diens uitvoeringsbekwaamheid, mede met het oog op de (juridische) positie van eventueel bij de levensbeëindiging aanwezigen. 6. De counselor zorgt voor een gedegen voorlichting aan de cliënt, gebruikmakend van onder meer boeken als - Uitweg. Een waardig levenseinde in eigen hand van Boudewijn Chabot in samenwerking met Stella Braam - The Peaceful Pill Handbook van Philip Nitschke en Fiona Stewart - Five Last Acts – The Exit Path van Chris Docker 7. De counselor verplicht zich tot strikte geheimhouding over wat er tussen hem en zijn cliënt ter sprake komt/is gekomen, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. 8. De counselor houdt zich op de hoogte van de actuele wetgeving en jurisprudentie over hulp bij zelfdoding (art. 294 Sr) en houdt zich binnen de daarmee aangegeven grenzen. |