When we are young,
Wandering the face of the earth Wondering what are dreams might be worth Learning that we are only immortal – For a limited time zingt Geddy Lee van de progrockband Rush in de song Dreamline op het album Roll the bones (1991). Als we jong zijn, en hopelijk onbekommerd avontuurlijk, als we dromen en de wereld zien als een uitnodigend, onbeschreven blad – dan is de eindigheid van ons bestaan niet in zicht. Tijdens ons bestaan leren we echter dat sterfelijkheid een bepalend en onlosmakelijk ingrediënt is van ons leven, sterker nog, van al het leven. Wat dat betreft zijn de evolutionaire processen waar we deel van uitmaken meedogenloos – hoewel ‘meedogenloos’ geen term is die op de evolutie geplakt kan worden want zij is blind en dus moreel volstrekt ‘onverschillig’ ten aanzien van ieders lot. Daar hebben we mee te dealen. En dat beseffen, dat laten doordringen in al onze vezels, kan ons laten beven en bibberen en ook ons leven flink relativeren (enerzijds). Hoe uniek we ook zijn in individuele verschijningsvorm, in kosmisch perspectief zijn we volstrekt nietig en onbelangrijk – we zijn slechts dust in the wind. We laten echter dat kosmisch perspectief in ons leven van alle dag buiten ons liggen, eenvoudigweg omdat dat verkrampt en vol in het leven staan blokkeert. We keren er ons maar liever van af – vandaar dat de boodschap van die klassieker van Kansas eigenlijk niet echt hout snijdt (en eerlijk gezegd, ik vind het een verdomd irritant kampvuurliedje). Want ook al is dit of dat ene leven dan een vonkje in het universum en dooft het op enig moment, als ik het op mijzelf betrek is het hoewel tijdig, wel mijn leven en het is alles wat ik heb – daarom is het een absoluut gegeven mét een vitaliserend en betekenisvol perspectief (anderzijds). Ondanks het absurde, van iedere aanvankelijke betekenis verstoken bestaan, is het mogelijk ons leven te leven als ‘absurde held’ (Albert Camus) en het in het zicht van volledig verdwijnen van betekenis en waarde te voorzien. De Amerikaanse filosoof Todd May schrijft in zijn boek ‘Death’ (2009): “De dood is de ultieme bron van zowel de tragedie als de schoonheid van het menselijk bestaan. Anders gezegd: de tragedie van de dood is de bron van de schoonheid van het leven, en omgekeerd. Hoewel het beter is dat we sterfelijk zijn, blijft het eigenlijk toch jammer dat we moeten sterven. Sterven brengt al onze inspanningen in en betrokkenheid bij het leven naar een nutteloos of zinloos eind. Maar zonder dat nutteloos of zinloos eind zouden al onze inspanningen en betrokkenheid geen nut of zin hebben. Ze zouden dan slechts deel uitmaken van een eindeloze, eeuwig voortgaande voorstelling. Ze zouden ons niet raken. Zonder de ervaring van schoonheid in ons leven zou de dood geen tragedie zijn, en zonder de tragedie van de dood zou die schoonheidservaring er niet zijn. Zo is de dood het meest diepgaande en het meest belangwekkende feit van ons bestaan. Mens-zijn is weten dat je gaat sterven, en -belangrijker nog- wéten dat je zult sterven zelfs wanneer (juist wanneer) je je best doet die kennis te vermijden.” Tragedie en schoonheid innig verstrengeld… Tragedie roept bij ons verval en leed, verliezen en rouwen op; schoonheid creatie en realisatie, floreren en genieten. Op de website van Bureau MORBidee worden bij de toelichting van de Vergankelijkheidsdag voorbeelden gegeven van wat je op deze dag met dat gegeven zoal kunt doen. Bijvoorbeeld: …hef het glas. Je toast op het unieke feit dat je de kans hebt gekregen een leven te leven. …neem je voor wat vaker stil te staan bij de sterfelijkheid van jezelf en alle mensen om je heen. Zodat je bewuster gaat leven en daardoor een rijker leven krijgt. … denk na over de vragen waarvoor in het alledaagse leven nauwelijks tijd is: wat wil je achterlaten voor je kinderen? Hoe wil je herinnerd worden, en sluit je leven van nu daarop aan? … praten over levenseindewensen met naasten, een wilsverklaring opstellen, nadenken over het (levens)testament. Bewustwording, dat is waar het om gaat. Er is (heel) wat lef nodig je vergankelijkheid onder ogen te komen, maar dat geldt eveneens voor het onder ogen komen van zelfverloochening! Een vol en volwassen leven is mijns inziens alleen mogelijk als je ook je blik durft te richten op datgene wat je (het meeste) vreest. Hoe pijnlijk ook. Het is trouwens ook verstandig om te doen. Bewustwording nodigt uit om verantwoordelijkheid te nemen én verantwoordelijk te zijn. Als ik de verbinding leg met het levenseinde en de vragen die dat op kan werpen, kan die verantwoordelijkheid inhouden nu al na te denken over je einde. Nadenken over wat kan gaan gebeuren, over wat al gebeurd is of nu plaatsvindt en wellicht op kortere termijn om beslissingen vraagt. En hoewel de manier waarop je sterft (mogelijk/nog) niet bekend is, kun je daar in meer of minder algemene termen op reflecteren, verlangens kenbaar maken, benoemen wat voor jou kwaliteit van leven maar ook van sterven is. Zeker als je verwacht dat anderen een actieve rol spelen bij dat sterven. Door je gedachten te delen, kun je jezelf en je naasten ont-zorgen en ont-lasten. Praten over zo’n gewichtig levensthema kan sowieso opluchting geven omdat het hoofd geleegd wordt – kan, want bij geen ander thema wordt het existentieel afgescheiden zijn van anderen zo duidelijk. En natuurlijk zullen we in situaties terechtkomen waar we totaal door verrast worden ondanks alle doordachte scenario’s. Dat vraagt dan –van onszelf, onze naasten en (zorg)professionals– om een enorme flexibiliteit in denken en doen om zowel efficiënt als met moreel besef te kunnen schakelen. Maar dit alles moet niet. Er is geen plicht je met je vergankelijkheid bezig te houden. Er zijn velen die zo opgaan in bezigheden in het hier en nu dat het eigen doodgaan geen plek heeft of krijgt. Of dat het een-ver-van-mijn-bed-show is, zelfs als er net de uitvaart van een collega is bijgewoond: ‘het gaat niet over mij’. Het zijn keuzes die iemand maakt – meer of minder bewust. Je kunt ontkennen en wegkijken, zelfs bij een slechte persoonlijke tijding. Een realistische constatering is daarbij: de eindstreep wordt linksom of rechtsom toch wel gehaald – de dood kent immers geen verliezers. De vraag die hier wel gesteld mag worden: welke prijs ga je voor het afwenden betalen? Dat gaat misschien een tijdje goed maar de kans dat je op een gegeven moment achter de feiten aan holt dan wel hobbelt, is groot. In onze samenleving is zoveel bekend over hoe gestorven wordt en kán worden dat eigenlijk niemand verbaasd zou hoeven te reageren als bijvoorbeeld de oncoloog een positieve uitslag mededeelt (wat iets anders is dan de emotionele omgang met dat gegeven). Van geen enkele aandoening of rampspoed zijn we uiteindelijk gevrijwaard. En al ben je dan niet verantwoordelijk voor wat je overkomt, voor de houding die je er tegenover inneemt wel. Met al dat geschrijf over sterven en dood, verliezen we bijna uit zicht waar het in eerste instantie om gaat: leven! De dood is een niets waarin we net als al onze voorouders voorgoed in verdwijnen, maar daarvóór bouwen we aan ons bestaan. Je bent er nu eenmaal, maak daar het beste van, voor jezelf én voor je naasten; en veroorzaak zo min mogelijk leed, bij jezelf én bij je naasten. Wat architect Frank Lloyd Wright met enige hoogdravendheid zei: “May your own genius inspire and keep you as a blessing to your time and space.” Daar zit, denk ik zo, je belangrijkste nalatenschap in, ook al is die in kosmisch perspectief maar voor een limited time. Frank Vandendries, levenseindecounselor Wilt u met Frank over de tekst corresponderen, dan kunt u hem rechtstreeks benaderen door te mailen naar [email protected] Comments are closed.
|
NIEUWS
|