Mijn vader is overleden op 87-jarige leeftijd. Met hulp van zijn huisarts.
Hij had best 100 jaar willen worden. Maar dan met een hogere kwaliteit van leven. Die zakte namelijk en zat nu op (een schaal van 10) op een 5, richting 4. Hij wilde de 3 niet afwachten. Al enige jaren had hij het over zijn leven met beperkingen, die steeds erger werden. Zijn slechthorendheid, waardoor iedere communicatie moeilijk werd. Zijn hersenen, die maakten dat hij sommige zaken niet meer kon volgen. Zijn benen, die het lopen zo moeilijk maakten. Toen hij niet meer mocht autorijden en fietsen, was voor hem de grens bereikt. Hij was daardoor een te groot deel van zijn onafhankelijkheid kwijt. Dat was niet meer zoals hij wilde leven, hoezeer dat hem ook speet. Want hij had zonder die beperkingen wel erg oud willen worden. In juni wilde hij zijn leven beëindigen, nog voor de zomer. Mijn ouders waren eensgezind als het ging om de mogelijkheid zelf over hun levenseinde te kunnen beschikken. Ze hadden de middelen in huis en het plan was om het zelf ten uitvoer te brengen. Sinds een aantal jaar maakte mijn vader een overzicht van “Mijn leven met handicaps”. Hij gaf dat aan ons, kinderen, en ook besprak hij dat met zijn huisarts. Doordat hij al jaren hierover gesproken had met de huisarts, begreep deze de wens van mijn vader. De huisarts voerde een aantal gesprekken met hem en stelde toen voor om hem te helpen en of hij niet liever artseneuthanasie zou willen. Zodat daarmee de nabestaanden niet de last van politie en justitie zouden hoeven ondergaan. Mijn vader wilde ons het gedoe besparen en vond het prima dat de huisarts hem het drankje gaf. Het was voor hem hetzelfde, of hij nu zelf het drankje maakte of dat de huisarts hem dat aanreikte. En inderdaad na het overlijden van mijn vader, kwam heel rustig een schouwarts. Die kwam en ging weer geruisloos, nadat hij alles bekeken had. Hoe anders gaat het vaak na een zelfeuthanasie. Politieauto’s, recherche, schouwarts, justitie. Soms met zwaailichten, de straat afzetten en de aanwezigen als verdachte zien tot het tegendeel bewezen is. Ik vond het fijn voor mijn moeder en familie dat het zo geruisloos verliep. Maar het zou toch niet zo moeten zijn dat het optreden ná een overlijden, de reden is om euthanasie te geven? Ik vind dit merkwaardig en zo wonderlijk. Ik gun de nabestaande van een zorgvuldige levensbeëindiging in eigen regie, ook zozeer rust. Vooraf, tijdens en na de levensbeëindiging van hun dierbare. Marijke Mulder, levenseindecounselor Beste lezer, er moet me iets van het hart.
Ik verbaas me namelijk al langer over het begrip ‘de goede dood’. Het is de vertaling van het oude Griekse begrip ‘euthanatos’ wat in het dagelijks gebruik wordt vertaald als een goede, milde of genadedood. Maar interessant genoeg hebben we het helemaal niet over de dóód als die ‘goede dood’ behandeld wordt. En daar wringt wat mij betreft de schoen. Het begrip wordt namelijk juist gebezigd om een humaan levenseinde aan te duiden en zegt niets over de dood als zodanig. De goede dood is een belangrijk uitgangspunt van schrijvers van blogs, artikelen en ook van boeken, zoals Ton Vink die schrijft. Zijn laatste publicatie heeft zelfs de fraaie titel: Een goede dood, Euthanasie gewikt en gewogen. Zoekend op internet ben ik erachter gekomen dat de concrete vertaling van euthanatos wel heel plat ‘goede dood’ geworden is. Terwijl het voorvoegsel eu naast goed ook edel kan betekenen. En het begrip thanatos een stukje subtieler is namelijk ‘belichaming van de dood in de Griekse mythologie’. Op internet vond ik een veel historischer vertaling van het woord euthanatos namelijk ‘wel-gestorven’. Het is een begrip dat stamt van verder voor de jaartelling dat onder andere werd gebruikt voor de helden die op het slagveld stierven; voor volk en vaderland zouden we nu zeggen. Wel-sterven was toen een levenseinde dat een leven bekroonde en niet zozeer een uitweg uit het lijden. En het was een particuliere keuze van de stervende zelf. Die ideale bekroning was niet voor iedereen dezelfde. Helden, filosofen en keizers kozen hun eigen type goede dood en kwamen zo als belangrijke voorbeelden de mythologie en de heldenverhalen binnen. Hoe anders wordt het begrip euthanasie nu gehanteerd. Euthanatos als euthanasie is een door een dokter overgenomen stervensproces geworden dat nauwkeurig via wetgeving en criteria geformuleerd wordt door de maatschappij en als verlossing dient voor een hoop ellende die we al hebben of ons te wachten staat. Het is inmiddels dus de dokter die de patiënt bekroond, nota bene als uitweg uit lijden. Terwijl het toch ooit begon als een zeer intieme handeling waar je uitsluitend zelf over ging. En waar nog steeds ruimte voor zou mogen zijn. Waarbij een ieder voor zichzelf mag benoemen hoe zijn sterven eruit mag zien. Een reden temeer om nooit de vertaling ‘goede dood’ te hanteren: het gáát niet over de dood. Want wat een complex begrip is dat, de dood, en wat een zwaktebod eigenlijk om het te kapen voor het sterfproces. Maar wel begrijpelijk natuurlijk want de dood is een terrein waar best een taboe op ligt. Omdat we nogal hechten aan ons leven met al zijn verworvenheden is het moeten loslaten van dat leven een akelig vooruitzicht. We leven graag met het idee dat we onsterfelijk zijn. En dat is misschien ook wel gezond. Midden in het leven staand is het niet functioneel om steeds met de dood bezig te zijn. Je komt er niet echt verder mee. Nee, dan toch echt liever het originele woord euthanatos dat zijn betekenis vindt in het sterfproces waarbij we het goede graag zelf bepalen. Zonder een maatschappij die normerend oplegt wat zij wenselijk vindt. Dat doen we liever, waar mogelijk, in kleine kring met onze naasten. Ik zou daarom graag zien dat euthanatos vanaf nu vertaald gaat worden als een weloverwogen eigen sterfproces. En wat een mooi woord is het eigenlijk. Joke Hogenhout, levenseindecounselor Denken over een goed levenseinde, voor als ik het zelf niet meer kan.
Natuurlijk heb ik mijn maatregelen genomen en kan ik mijn levenseinde zelf regisseren. Maar stel dat ik daar niet meer toe in staat ben… Hoe kan ik dan toch zorgen dat mijn leven waardig blijft en ik niet over mijn grenzen heen ga. Hoe kan ik dan nog waardig sterven? Waardig sterven, waarbij íkzelf bepaal wanneer en hoe. Zowel waardig leven als mijn grenzen zijn uiteraard rekbaar. Ik heb gezien dat je bijvoorbeeld bij een ziekte als MS (Multiple Sclerose) de kwaliteitsgrens oprekt. In een rolstoel… incontinentie... Ik realiseer mij dat. Stel dat ik niet meer in staat ben te communiceren, en dat ik dáárom niet zelf kan bepalen hoe ik leven wil… Ik wil niet afhankelijk worden van anderen. De dagelijkse zaken, verzorging, eten, drinken, sanitair; ik wil dat zelf in de hand houden. Voor mij is dat een te zeer inboeten op de kwaliteit van míjn leven. Misschien glijd ik mee en aanvaard ik het, zoals het komt en geniet ik nog van de kleine dingen van het leven. Dat kán. Maar als ik níet meer wil en zelf niet meer in staat ben om mijn leven waardig te beëindigen, wat kan ik dan doen? Mijn naasten kán en wíl ik niet belasten met mogelijke strafvervolging bij daadwerkelijke hulp. Toch een aanvulling op de euthanasieverklaring opstellen. Met de vraag of mijn huisarts mij een waardig levenseinde gunt, en of zij mij daarbij zou willen, dan wel zou kunnen helpen. En als zij dat niet kan of wil, mij door te verwijzen naar de Levenseindekliniek, of naar een andere huisarts. Of, indien ik daar zelf niet meer op zou komen, mij te wijzen op de mogelijkheid tot overlijden door te ‘stoppen met eten en drinken’? En mij daarbij te begeleiden. Ik zou duidelijk willen maken, dat ikzélf mijn levenseinde ga regelen, mijn eigen verantwoording pak. En uitsluitend wanneer ik dat niet meer kan, ik een beroep op een ander doe. Mijn intentie is om het zelf in de hand te hebben. Ik zorg zelf ervoor, tenzij… Te vaak hoor ik het laatste jaar dat leeftijdsgenoten getroffen zijn en alleen maar in een stoel kunnen zitten en communicatie zeer moeizaam verloopt. Dat zou voor mij, nú, een niet aanvaardbaar leven zijn. Als mijn lichaam én de communicatie niet meer willen, dan is het genoeg geweest. Wordt wellicht vervolgd, deze vragen… Marijke Mulder, levenseindecounselor Half november verschenen er in de Belgische kranten artikelen over een priester die gesproken had met een man die schijnbaar depressief was en zelfdodingsplannen had. Deze man, Tony Vantomme, doodde zichzelf in 2015 ook daadwerkelijk en zijn partner (nu weduwe) achterhaalde later het contact tussen man en priester – en diende een klacht in.
Had de priester uit Brugge, Alexander Stroobandt, niet de noodklok moeten luiden en externe psychische begeleiding moeten inroepen om zo het overlijden te voorkomen? ‘ “Hij belde me op om te biechten”, aldus de priester. “Dat gebeurt nu eenmaal niet altijd in een biechtstoel in de kerk.” Meer dan een uur probeerde de priester naar eigen zeggen om de man op andere gedachten te brengen. Nadien volgden nog verschillende sms’en. Maar de priester lichtte de hulpdiensten niet in. “Door het biechtgeheim was ik aan handen en voeten gebonden. Het was duidelijk dat het om serieuze plannen ging. Maar ik heb alles gedaan wat ik kon om hem ervan te overtuigen geen overhaaste beslissingen te nemen. Is het dan mijn fout dat die man uiteindelijk toch besliste om zich van het leven te beroven?” ’ (Gazet van Antwerpen, 14 november 2017) Het Brugse parket dacht daar anders over: de priester moet voor de rechter komen wegens schuldig verzuim! De Brugse raadkamer besloot inderdaad dat de priester zich voor de correctionele rechtbank zal moeten verantwoorden. “Voor schuldig verzuim zou hij een gevangenisstraf van één jaar en/of een geldboete tot 3.000 riskeren. De priester beroept zich op zijn biechtgeheim, maar daar kan de burgerlijke partij zich absoluut niet in vinden. 'We leven in een seculiere maatschappij. Als je mensen moet helpen, dan doe je dat ook', aldus meester Patrick Martens.” (Knack, 15 november 2017) Uitspraken in die laatste zin zijn opmerkelijk: we leven in een seculiere maatschappij, en: als je mensen moet helpen dan doe je dat. Leven in een seculiere maatschappij (of dat zo is, is op zich bediscussieerbaar) verandert toch niets aan het gegeven dat mensen vertrouwelijke gesprekken aangaan in de verwachting dat de vertrouwelijkheid niet geschonden wordt? Of dat vertrouwelijke gesprek nu een religieus kader en karakter heeft en/of dat er werkelijk (qua definitie) van een biecht sprake is, maakt daartoe niets uit. Hoe belangrijk het is om ruimte te geven om te kunnen praten over de zwaarte van het eigen bestaan, over gedachten het leven te willen beëindigen (of over wat al niet) weten alle hulpverleners wel. Vlak niet uit de emotionele last die iemand draagt en de drempels die overgegaan dienen te worden om contact te zoeken om zo die last bespreekbaar te maken – en zo dus los te koppelen van louter de eigen innerlijke beleving. Als de garantie van geheimhouding weggehaald wordt, wordt de noodzakelijke veiligheid die gesprekken vooronderstellen onderuitgehaald. En zal een keuze voor blijvend isolement gemaakt kunnen worden. Die veiligheid verdwijnt ook als het gesprek aangegaan wordt met iemand die vindt dat die de morele plicht heeft te ‘moeten helpen’. Ongeacht wat de betreffende persoon zelf vindt, vindt een ander dat die het recht heeft om in te grijpen. En dat min of meer wettelijk afgedwongen. Schuldig verzuim betekent dan in gebreke blijven door de ander vrij te laten: geen hulp verlenen aan een persoon in vermeend groot gevaar. Iemand die overweegt zichzelf te doden is vanuit die optiek in dergelijk ‘groot’ gevaar. Het gaat er dán niet om dat iemand gevaarlijk is voor anderen, maar voor zichzelf. Je bent op de hoogte dat er iets staat te gebeuren, maar je grijpt niet in. Dat op de hoogte zijn veroorzaakt de ‘schuld’. Mijn Vlaamse cliënten wijs ik op dat rechtsbeginsel: immers, ook als het gaat om een zorgvuldig voorbereide zelfdoding (wat we zelfeuthanasie zijn gaan noemen) moeten betrokken naasten de juridische risico’s kennen. En België kent wegen, net als in Nederland met IBS of RM, om in het kader van verantwoordelijkheden en protocollen binnen de geestelijke gezondheidszorg inschattingen te maken of overgaan op dwangbehandeling gewenst is. Cliënten weten dat natuurlijk ook, en maken eigen afwegingen in welke mate zij open willen, kunnen en durven zijn. Besef tevens: een weloverwogen keuze om het eigen leven te beëindigen kan óók plaatsvinden indien er sprake is van een psychopathologie. Dat iemand bijvoorbeeld (chronisch) depressief is, maakt die persoon niet direct wilsonbekwaam. Publicist Mark Van de Voorde schrijft in de Knack van 16 november: “Tal van hulpverleners en anderen worden bijna dagelijks geconfronteerd met mensen die aan suïcide denken. Hebben zij dan ook telkens de morele (niet juridische, want suïcide is niet strafbaar) plicht om meteen de hulpdiensten in te schakelen? Neen. Wel de morele plicht om te proberen de mens in nood op andere gedachten te brengen. Elkeen weet dat dit heel moeilijk is en vaak slechts tijdelijk helpt. Ook het optreden van hulpdiensten betekent in veel gevallen slechts uitstel: wie ondanks herhaaldelijk inpraten op hem van nabestaanden, vrienden en hulpverleners, toch een einde aan zijn leven wil maken, vindt helaas een gelegenheid daartoe.” Een realistische kijk op de zaak. Echter, die morele plicht om een mens op andere gedachten te brengen: bestaat die plicht wel? Is het niet veel eerder zo dat iemand zichzelf op andere gedachten brengt vanuit inzichten die kunnen ontstaan door in dialoog te gaan met een hulpverlener of existentieel-/spiritueel begeleider? Een dialoog waarin respect is voor de autonomie, waarin empathie en betrokkenheid getoond wordt. Een dialoog die een open einde kent of mag kennen, en juist daarom vertrouwen en veiligheid kent. De weduwe van Vantomme zit begrijpelijk met haar eigen vragen en zoekt waarschijnlijk naar antwoorden vanuit een ‘als… dan had mijn man nog geleefd’. Antwoorden zullen niet gemakkelijk te vinden zijn (als die er al zijn). Het is ook een verlangen naar maakbaarheid. Edoch, haar man is dood door eigen handelen en alleen hij is verantwoordelijk voor de levensbeëindiging. Zelfdoding is geen strafbare handeling – welke morele positie ook ingenomen wordt. De werkelijkheid laat het niet toe feiten te herschrijven. Een harde waarheid die in moet dalen – eenvoudiger gezegd dan gedaan. Priester Stroobrandt is (voor zover bekend) het gesprek aangegaan. That’s it. Mocht er verder geen belastende informatie vrijkomen en mocht de uitspraak negatief gaan uitvallen voor deze Vlaming zal er bij onze zuiderburen een trilling en een rilling gaan door hulpverlenersland. Want, zoals Van de Voorde zegt in het eerder genoemde artikel: “Wie raakt aan het beroepsgeheim… aan het biechtgeheim… In beide ondergraaft hij een van de zuilen van onze beschaving, het vertrouwen.” Frank Vandendries, levenseindecounselor BOEKBESPREKING
Vink, Ton, Een goede dood, Euthanasie gewikt en gewogen, Uitgeverij Klement Utrecht, 2017, ISBN eBook 978 90 8687 225 1 “De verwevenheid van mijn bestaan met anderen vermindert niet mijn zelfbeschikking, maar vergroot mijn verantwoordelijkheid.” (1.3.3) De nieuwe publicatie van mijn voormalige Einder-collega Ton Vink mag allereerst gezien worden als een update van zijn eerdere publicaties. Daarin bevindt zich zowel de kracht als de zwakte. Kracht omdat het boek zich laat lezen als een overzicht van zo’n beetje alles wat er zich maatschappelijk afspeelt in de huidige discussie over het levenseinde en de zelfgekozen dood; zwakte omdat herhaaldelijk teruggepakt wordt op eerder uitgegeven boeken en teksten (hoewel aangepast en geactualiseerd). Alle belangrijke elementen uit die discussie komen dan ook aan bod: zelfbeschikking, de status van het zelf, voltooid leven, psychiatrie, dementie, Schnabel, Schippers, Dijkstra, Van Wijngaarden, Heringa, hulp bij zelfdoding, verkrijgbaarheid medicijnen. Voor wie zich wil gaan inlezen in de materie en een kritische benadering niet afwijst, is dit boek een welkome starter. Eenieder die de discussie al sinds jaar en dag volgt, en vooral: bekend is met de positie die Vink verdedigt (zelfeuthanasie als ‘de’ goede dood bij uitstek) zal het niet veel nieuws te bieden hebben. Wetgeving en jurisprudentie zijn al sinds jaar en dag ongewijzigd en dat maakt dat standpunten en argumenten met meer of minder enthousiasme gerecycleerd worden – in de verwachting van verandering (of juist niet). Ton Vink schrijft belangrijke passages over het ´gedoe´ na een zelfeuthanasie. Arts, schouwarts, politie, recherche, (hulp)officier van justitie – sirenes, straatafzettingen, verhoor: iedere counselor is wel bekend met deze voor ‘verse’ nabestaanden emotioneel belastende gang van zaken. Dat zou zeker anders moeten, zeker ook anders kúnnen. Vink merkt terecht op: zelfdoding is niet strafbaar, dus laat arts en schouwarts in eerste instantie oordelen of er bij zelfeuthanasie wel sprake is van een plaats delict – dan kunnen geüniformeerde ambtenaren altijd nog het toneel opkomen. Het afgelopen jaar heb ik voor het eerst sinds ruim dertien jaar counselen mee mogen maken dat nabestaanden –bij de zelfeuthanasie aanwezig- mij enigszins verheugd mededeelden (immers, ik had hen voorbereid op het ergste) dat huisarts en forensisch arts het overlijden samen afwikkelden – geen politie in de straat en over de vloer, geen gedoe. Het kan dus wel. Een ander serieus punt van aandacht: het door Vink (wederom) benoemen van de ‘morele weerzin’ jegens zelfdoding en dus jegens zelfeuthanasie. M.i. zorgt het taboe ervoor dat rouw extra complicerend is/wordt vanwege de radicale verwerping van die menselijke mogelijkheid het eigen leven te benemen; of die stap uit het leven nu grondig gepland is, voorzien of niet. En personen, organisaties en instanties die het taboe mede in stand houden en versterken spelen daar een aanzienlijke rol bij. Dat zelfdoding niet als taboe hoeft te worden gezien, is niet hetzelfde als het goedkeuren of er begrip voor hebben – maar haal de lading eraf: een verlies van een dierbare naaste is zonder meer al zwaar genoeg. En zoals Vink ook terecht opmerkt: het is zo gewoon, zo breed maatschappelijk geaccepteerd dat een ander, een m/v in een witte jas, mag doden. Dat daar geen taboe op ligt… Overigens: hoeveel cliënten zijn er niet in onze counselingpraktijk die graag zouden willen dat een dokter het sterven begeleid, en niet zijzelf zelf het eigen sterven, al is het alleen maar om erkenning van het lijden te verkrijgen. Denk bijvoorbeeld aan de moeder die een verzoek indient bij de Levenseindekliniek voor stervenshulp omdat die weg haar een ‘betere’ verantwoording laat afleggen jegens haar puberkinderen? Maar, mag begrip hebben daarvoor gaan ten koste van de zwaarwegende vraag wíé de verantwoordelijkheid over het sterven dient te dragen? Vink opent zijn boek met gedachten over (die) verantwoordelijkheid en hij schrijft elders in de publicatie dat er, als het gaat om het nemen van verantwoordelijkheid, een voor de hand liggende weg is die begaan zou mogen (moeten?) worden: wie het kán moet het zelf doen (zelfeuthanasie), wie om welke reden ook dat níet kan zal allereerst de optie van hulp bij zelfdoding serieus moeten overwegen (drinken van een barbituraat in aanwezigheid arts) en pas in laatste instantie mogen sterven aan de naald. Het percentage hulp-bij-zelfdoding door artsen (ook door die van de Levenseindekliniek) loopt jaarlijks terug. De autonomie die in alle discussies zo sterk met de mond beleden wordt, verdwijnt meer en meer naar de achtergrond zodra de arts de leiding in handen neemt. Van verzoek naar gedwee ondergaan: de arts controleert én stuurt én handelt. Over verantwoordelijkheid gesproken. Het verbaast mij dat Ton Vink het optreden van een Officier van Justitie in de Valkenburgse zedenzaak ‘medeschuldig’ acht aan de zelfdoding van twee van de verdachten alsook politie en justitie ‘medeschuldig’ acht aan de zelfdoding van de verdachte arts in de zaak Tuitjenhorn. Dat die zelfdodingen onmiskenbaar een tragisch karakter hebben, neemt toch niet weg dat er telkens toch maar één iemand aangewezen kan worden als ‘schuldige’ (als die term al gebruikt moet worden), als verantwoordelijke? Immers, en belangrijk te beseffen, niet iedereen zal in vergelijkbare situaties een dergelijke stap zetten. En in het verlengde daarvan verbaast het mij ook dat hij in het hoofdstuk ‘De leugen regeert’, alwaar hij het onder meer heeft over het verval van De Einder, schrijft: “waar ik toch, met enige tegenzin, op inga (op in moet gaan).” Dat is bijzonder want hij lijkt mij geheel niets te ‘moeten’. Zelfbeschikking toch, gereflecteerd, dus weloverwogen en zelfgemotiveerd keuzes maken? Daar een handeling aan koppelen: dat is willen… Is er een ethische instantie die hem daartoe verplicht? Of geeft David Hume het antwoord? “Reason is, and ought only to be the slave of the passions, and can never pretend to any other office than to serve and obey them.” Na het schrijven over de ellende die hem ten deel is gevallen door de zowel erbarmelijke als beschadigende SBS6 uitzending Undercover van ‘journalist’ Alberto Stegeman en het seponeren van een strafzaak, had hij kunnen stoppen maar deed het niet. In het vervolg spreekt hij over een ‘juridisch medewerkster’ als het enfant terrible van Stichting de Einder, maar noemt het beestje niet bij de naam. Dat die medewerkster (bestuurslid) Miriam de Bontridder heet, had best wel vermeld kunnen worden; niet in de laatste plaats omdat zij op diverse plekken in krant en andere media over de breuk met de counselors heeft verhaald. De Bontridder hééft De Einder en het jarenlange discours-ten-positieve met al het bloed-zweet-en-tranen ten aanzien van het zelfbeschikt en zelfgeorganiseerd levenseinde willens-en-wetens in de afvoer gekieperd – en dat kon zij probleemloos doen vanwege ruggengraatloze medebestuursleden. Dat De Bontridder weinig op heeft met zelfbeschikking, daar heeft zij –intern en extern– nooit een geheim van gemaakt. Zo viel recentelijk te lezen op de website van De (huidige) Einder: “De tendens in Nederland is om de medicus steeds minder te betrekken bij de levenseindeproblematiek. Zelf vind ik dat geen goede ontwikkeling. Dat de opleiding van een medicus niet altijd de meest geëigende is om mensen met een doodswens op te vangen, daar ben ik het mee eens. Maar diegene die mensen een doodspil verstrekt, moet in mijn visie ook medisch/farmacologisch gevormd zijn.” (De Einder in gesprek met de vereniging Recht op Waardig Sterven, 16 oktober 2017) Aan het vertrek van hemzelf samen met de meeste counselors in najaar 2015 en de perikelen rondom het opstarten van Stichting LevenseindeCounseling, wijdt Vink geen woorden. Net als De Einder, voltooid verleden tijd? Het hoofdstuk over ‘interne psychologische beperkingen’, over de homo fraudens, waarin gesproken wordt over het ontwijkende ik en over de (on)mogelijkheid van het zelf het zelf te kennen, laat zich dan toch met enige ironie lezen. Het is overigens m.i. het belangrijkste hoofdstuk van het boek omdat de psychologische én morele puzzels die daarmee samenhangen bepalend zijn voor het allerbelangrijkste in de discussie over het zelfgekozen levenseinde – en die puzzels zijn er voor cliënten maar zeer zeker óók voor counselors. “Het benadrukken van het belang van het creëren van zo groot mogelijke helderheid en zorgvuldigheid waar het gaat om het overwegen, voorbereiden en eventueel uitvoeren van ingrijpende besluiten tot op het niveau van de beëindiging van het eigen leven. Die helderheid en zorgvuldigheid maken het een mens mogelijk, mét al zijn beperkingen, zo verantwoord mogelijk zelf te beschikken.” (1.3.2). Het óptimale nastreven in de wetenschap dat het nimmer perfect zal zijn. Het natuurlijk vermogen zélf te beschikken en daarnaar te handelen, is en blijft een spannende maar ook risicovolle aangelegenheid! You win some, you lose some. Ton Vink schrijft helder, zijn analyses zijn scherp en niet zelden zonder humor en spot – zoals we van hem gewend zijn. En ik kan zijn besproken posities en argumentaties grotendeels onderschrijven – dat zal geen verbazing wekken gezien de vele jaren die we bij De Einder samenwerkten: een gedeelde missie. En die missie dient aandacht te blijven krijgen in een debat waar ‘eigen regie’ maar wat makkelijk over de rand van de tafel geveegd wordt. Frank Vandendries, levenseindecounselor |
NIEUWS
|