We doen het dagelijks: we vullen ons eigen leven in en beschikken over van alles. Misschien zelfs toenemend door de individualistische houding die we met z’n allen lijken aan te nemen. Van ‘samen sterk’ naar ‘ik eerst’. Met alle dilemma’s die erbij horen; van 2-jarige mensjes die in de supermarkt mogen beslissen wat er wordt gegeten tot de totale besluiteloosheid van een jong volwassene aan de bar die maar niet helder kreeg wat ze wilde drinken (het moest natuurlijk wel de beste keuze zijn). En ik maar wachten….
Hoe goed weten we eigenlijk wat zelfbeschikking is en wat de consequenties ervan zijn (zie ook de twee voorbeelden boven)? Laten we eens kijken naar hoe de betekenis is opgebouwd. Zelf - be - schikken 'Zelfbeschikken' bestaat uit drie delen: 1) zelf, 2) be en 3) schikken. Met deze begrippen kun je gemakkelijk een leuk boekje vol schrijven. Dat doe ik niet. Less is more zullen we maar zeggen en de kracht zit vaak in de eenvoud. Als eerste het zelf-begrip. Etymologisch niets opwindends: het lijkt al sinds mensheugenis te bestaan. En inderdaad: zolang de mens zich heugt, en inderdaad geheugen en dus gedachten heeft, kan het zijn eigen lichaam en geest benoemen als ‘zelf’. Het ik, het ego, identiteit, allemaal vervangende begrippen voor de volgens Van Dale ‘eigen persoon’; de fysieke - of innerlijke eenheid die een mens vormt tegenover zijn omgeving. Dan het voorvoegsel ’be’. Het is als voorvoegsel onderdeel van overgankelijke werkwoorden. Aan een overgankelijk werkwoord is een lijdend voorwerp gekoppeld. Bijvoorbeeld een nieuwe jas (ver)krijgen. Beschikken krijgt pas betekenis door zijn context. We beschikken niet in het luchtledige, terwijl we wel zonder meer kunnen lopen en een hond lekker voor zich weg kan blaffen. Als laatste het 'schikken': dat kent de etymologische betekenis van orde, in het leven roepen; regelen; bestemmen; zenden. De Van Dale zegt: in orde brengen; een conflict tot een oplossing brengen; ordenen; in iets berusten; gelegen komen. Vrijheid Zo komen we tot twee handzame betekenissen van zelfbeschikking: -het gebruik kunnen en mogen maken van de eigen keuzes. -de mogelijkheid, de vrijheid, om over zichzelf en het eigen lichaam en leven te beslissen Deze zelfbeschikking is zelfs een grondwettelijk recht volgens artikel 11 dat gaat over de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam. “Iedereen mag zelf bepalen wat er met zijn of haar lichaam gebeurt, welke medische handelingen worden verricht en welke medicijnen worden ingenomen.” (denederlandsegrondwet.nl) Zelfbeschikking gaat over ‘mogen’ en ‘mogelijkheid’ en daarmee over vrijheid. Een vrijheid voor de één die weliswaar eindigt bij die van de medemens. En daar zit vaak het dilemma. We leven niet alleen op de wereld en hebben met andere mensen te maken. Dat valt toenemend niet mee. De 2-jarige dreumes wordt helaas aangeleerd dat zijn kleine ondeskundige willetje centraler staat dan die van zijn hierin waarschijnlijk deskundiger moeder. En sommige mensen mogen blijkbaar eindeloos anderen laten wachten omdat zijzelf het allerbeste willen. Dit zijn maar zeer eenvoudige voorbeelden. De (politieke) werkelijkheid van u en van mij is vele malen gecompliceerder dan dit. Verantwoordelijkheid En daarmee komt het begrip verantwoordelijkheid in beeld. Het gebruik maken van vrijheid levert verantwoordelijkheid op over dat handelen. En dat weer maakt dat er keuzes dienen te worden gemaakt over wat meer of minder passend is. Want als het gaat om vrijheid en verantwoordelijkheid hebben we te maken met normen en waarden van onze omgeving en van onszelf. Doordat er formele, informele en impliciete afspraken zijn over vrijheid en verantwoordelijkheid voor (groepen van) mensen wordt de beweegruimte om in vrijheid te handelen beperkt. En dat geldt ook voor het zelfbeschikken over het levenseinde. Kijkend naar het grondwettelijke recht op zelfbeschikking mag iedereen zelf bepalen hoe hij/zij met zijn lichaam omgaat wanneer het levenseinde nadert. Zelf beschikken over het eigen levenseinde is dus niet strafbaar. Maar men moet het wel zelf doen. Hulp is daarbij verboden. Alleen de euthanasiewet biedt momenteel een wettelijke regeling voor begeleid sterven. De euthanasiewet is echter zo georganiseerd dat de patiënt zijn verantwoordelijkheid overdraagt aan de arts tegen inlevering van zijn zelfbeschikking. En datzelfde dreigt ook te gaan gelden voor een wet die hulp bij zelfdoding in geval van ‘voltooid leven’ mogelijk moet maken. Er zijn plannen voor een levenseindebegeleider die als verantwoordelijke afgevaardigde van die wet moet gaan bepalen of alles wel volgens de (beperkende) regels is verlopen. Kern van de zaak In deze twee situaties is de spagaat van vrijheid tegenover verantwoordelijkheid duidelijk te zien. Geeft iemand de verantwoordelijkheid over zijn levenseinde weg aan een juridisch bevoegd persoon, dan levert hij/zij de vrijheid in om zelf te kunnen beslissen wanneer en hoe. De echt zelfbeschikkende gaat hier niet mee akkoord. Hij of zij maakt de keuze en heeft de wens om geheel vanuit zijn persoonlijke vrijheid zijn levenseinde zorgvuldig voor te bereiden, te organiseren en uit te voeren. Daarbij als een verantwoordelijk mens rekening houdend met de eigen integriteit en die van de naasten. Hij of zij beschouwt dit zijn privé sfeer en heeft daar feitelijk geen wetgeving voor nodig. Joke Hogenhout, levenseindecounselor Comments are closed.
|
NIEUWS
|