In den beginne was er… euthanasie
Zo lijkt het soms wel als je de maatschappelijke discussies over het levenseinde volgt. In het NPO/VPRO program Buitenhof van zondag 9 september bijvoorbeeld, zaten de directeur van de Levenseindekliniek, Steven Pleiter, en de voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Psychiaters, Damiaan Denys, tegenover elkaar om te spreken over mensen die kampen met ernstige psychische (psychiatrische) problemen. Zo ernstig dat zij reden zien om als patiënt hun behandelaar, de psychiater, te vragen om een steuntje in de rug bij het sterven – of een flinke duw. Dat vragen (d.i. het indienen van een verzoek) om euthanasie of hulp bij zelfdoding kan op wettelijke basis dankzij de WTL, de euthanasiewet, die sinds 2002 van kracht is. Het kan, het mag - maar is het ook juist? Een morele vraag dus. Mensen met een verlangen te sterven op grond van psychiatrische aandoeningen, of vanwege een ‘voltooid leven’, of beginnende dementie zijn mijns inziens, en afgaande op wat ik door de jaren heen aan cliënten zie en spreek, over het algemeen goed in staat om zelf te handelen. Gaat iets zelf kunnen doen niet vooraf aan het vragen van praktische bijstand? Waarom dan toch die inmiddels gegroeide en breed postgevatte vanzelfsprekendheid de arts om hulp te vragen bij een effectief, efficiënt en vaak snel sterven? Euthanasie lijkt zowaar zélf de toetsingsnorm te zijn geworden. En dat terwijl euthanasie (en artsenhulp bij zelfdoding) vooralsnog ‘slechts’ zo’n vier à vijf procent van het aantal jaarlijkse sterfgevallen betreft. Het is al vaker gezegd, de euthanasielobby presteert voorbeeldig. Out of the ‘hof’ Het gesprekje bij Buitenhof had geen nieuwswaarde. Beide heren willen zorgvuldigheid en gaan niet over één nacht ijs. De ene arts denkt zus, de andere zo. Fijn om opnieuw te horen, maar dat was al bekend. Ook al klopt justitie wel vaker op de deuren van de Kliniek dan op de praktijkdeur van een psychiater. En dus wederom negatieve aandacht voor de werkzaamheden van die Kliniek: ‘we moeten er kritischer naar kijken, we moeten zorgvuldiger zijn met de procedures en nemen dus maatregelen.’ “Want het is wel een heel erg gevoelig gebied… Steeds een moreel en juridisch dilemma.” Aldus Pleiter. Niet alleen de patiënt maar ook de Levenseindekliniek heeft te maken met draaglast en draagkracht: “Per jaar 2500, 2600 hulpvragen… 3 op 10 hulpvragen uit de psychiatrie…” Wat een hoeveelheden! Aanbod creëert vraag. Dat valt hier niet te ontkennen. Maar what’s new? Het is en blijft de arts waar het om draait. Wat nieuw zou kunnen zijn, is in zo’n gesprek treden buiten de eigen kaders door bijvoorbeeld deze vragen op te werpen: ‘Wat doet die patiënt eigenlijk bij ons met zijn stervenswens?’ ‘Waarom moeten wij artsen (psychiaters) de scherprechter zijn van het doodsverlangen van een ander die in staat is het geheel zelf te doen?’ ‘Moeten wij ons er niet sterk voor maken dat onze patiënten een andere maar even goede weg kunnen bewandelen?’ Laat artsen zorgen, behandelen, bekrachtigen, bemoedigen en wie weet wat nog meer, mogelijk zelfs genezen. Laat de euthanasiewet bestaan voor mensen die fysiek niet (meer) in staat zijn om zelf te handelen, of het levenseindebesluit voor zich uit zijn blijven schuiven tot dat moment en een barmhartige arts treffen. Laat de patiënt in plaats van leunen het eigen lot (leren) dragen. Hulp die een ander alleen maar (meer) afhankelijk maakt, ondermijnt zelfredzaamheid en zelfwerkzaamheid. En, in mijn ogen heel belangrijk in deze discussie, bij het dragen van het eigen levenslot, bij het némen van verantwoordelijkheid voor het eigen sterven, maakt het eigenlijk ook niet meer uit wélk motief iemand heeft het eigen leven te beëindigen: ‘De waarde van jouw leven is de waarde die jij daar aan toekent. Daar kun je, als je dat wilt, altijd over in gesprek gaan – ook met psychiaters, maar zij hebben dan als arts niet de belastende verantwoordelijkheid die samenhangt met het beslissen over jouw levenseinde. Een gesprek aangaan met een levenseindecounselor kan ook: zij nemen je niet de maat maar nemen je vraag serieus, luisteren zonder oordeel, hebben geen verborgen agenda, dragen bij aan de verheldering van een door jou te nemen besluit – en het is positief als je in staat bent dat besluit vanuit vele perspectieven te bekijken. En het is een teken van enorme kracht als je in het besluitvormingsproces naasten meeneemt, in overweging én in gesprek.' Ieder overlijden –of het nu gaat om sterven door ouderdom, ziekte, ongeval, misdrijf óf zelfdoding– laat diepe emotionele sporen na waar nabestaanden hun weg in moeten zien te vinden. Rouw is niet zelden zeer rauw. Oordeel niet… Zelfdoding (in welke variant ook) kent nog immer veel weerstand. Menige levensbeschouwing beziet haar als een immens taboe. Jezelf doden is verwerpelijk, dat doe je niet - tenzij je je opoffert voor een of ander nobel doel zoals een jihad, of juist het bestrijden ervan: postume eer staat je te wachten. Die veroordeling nemen we ook waar in de politieke arena. Politici zijn niet scheutig met het (terug)geven van vrije handelingsruimte aan burgers. Zelf wensen te beschikken is voor politici net zo verdacht als burgerlijke ongehoorzaamheid. Je beroepen op je zelfbeschikkingsrecht maakt je vanuit het politieke perspectief zelfs belachelijk. Hoezo ‘recht’? Met enige ironie kan, in de richting van de beleidsmakers én aansluitend bij de euthanasieprocedure, beter gesproken worden van zelfbeschikkingsverzoek: nederig toestemming vragen om iets te mogen doen – niet eens om iets te krijgen. Jezelf een ‘aangename’ dood bezorgen zonder overheidsbemoeienis en via zelfgezochte wegen, nee, dat moet worden verhinderd. Zie daar de reactie van de minister van VWS zowel op het ambitieuze maar door het immer belemmerende artikel 294 van het Wetboek van Strafrecht gesneuvelde plan van Coöperatie Laatste Wil, als op de zelfgezochte dood van Ximena: een zelfdoding wordt politiek handig benut om vergaand te gaan controleren. De mogelijkheid van zelfdoding –van je van jezelf te bevrijden, van je doelbewust uit deze wereld te laten verdwijnen– is een geschenk dat we in den beginne, met onze geboorte hebben gekregen. De Duitsers hebben er een mooie term voor, voor die zelfbevrijding: Freitod. Deze mogelijkheid bestaat ook voor al diegenen die zich er zo tegen keren en haar veroordelen. ‘Oordeel niet over iemand vanuit jouw menselijke beperkingen. Alleen Gods oordeel is foutloos.’ Aldus Johannes (8:15-16). Frank Vandendries, levenseindecounselor Reageren is niet langer mogelijk.
|
NIEUWS
|